Velen trainen om Alpenreuzen te kunnen beklimmen. De Col de la Croix-de-Fer, Col du Télégraphe, Col du Galibier en de beruchte Alpe d’Huez. Allemaal bekende, mooie en vooral ook zware beklimmingen. Stel je voor dat je ze allemaal in één tocht voltooit. Dat is het doel tijdens La Marmotte! In deze reeks neemt Niels je mee in de voorbereidingen op La Marmotte, zijn ervaringen en de wedstrijdevaluatie.
Na La Marmotte hebben Niels en ik uitgebreid teruggeblikt op de tocht. Wat ging er goed, wat minder en waar zouden we de volgende keer op moeten letten? Hiervoor zijn we wat dieper naar de data gaan kijken: voornamelijk het vermogen en de hartslag.
Het eerste wat direct opviel toen we naar de grafieken keken, is dat er behoorlijk hard gestart is. Niels gaf aan dat hij erg hoge wattages moest trappen om bij te blijven op de eerste klim. Dat blijkt ook uit de data: de eerste 12 minuten trapte Niels gemiddeld een wattage net onder omslagpunt. Niels heeft een hoog omslagpunt en kan dan ook lang op hoge wattages fietsen, iets waar we ook extra op getraind hadden. Maar met het oog op wat er nog komen moest was het onverstandig om té lang boven omslagpunt te fietsen, zeker zo vroeg in de rit. Daarmee put je immers een groot deel van je koolhydraten uit én bouwt je lichaam flink wat afvalstoffen op. Niels koos daarna voor een mooi tempo waarbij hij ook zijn hartslag goed onder controle kon houden. Iets wat goed terug te zien is op de beklimmingen van de Col du Télégraphe en Col du Galibier; samen +/- 34 kilometer klimmen. Zijn hartslag blijft nagenoeg constant, wat aangeeft dat hij eigenlijk niet ‘over zijn toeren’ is gegaan.
Het ‘slechte moment’ aan het einde van de Galibier dat Niels omschreef is terug te zien in de data. Waar het vermogen en de hartslag tot dat punt redelijk stabiel bleven, zie je het vermogen de laatste paar kilometer teruglopen. De laatste kilometer heeft Niels uiteindelijk nog flink doorgetrapt, getuige een toename in vermogen en hartslag net voor de top.
Qua wattages bleef Niels uiteindelijk veel in de lagere zones, waar de pieken boven omslagpunt zeer beperkt waren. Zijn pacing was dan ook zeer goed. Zo fietste hij gedurende de rit (qua vermogen) ‘maar’ ongeveer 25 minuten boven omslagpunt. Daarmee voorkwam hij dat hij vroegtijdig in de verzuring zou rijden en kon hij uiteindelijk met relatief goede benen aan de slotklim van de dag beginnen. Daar haalde hij uiteindelijk dus ook nog de nodige mensen in.
“Ik had bijna de hele dag dezelfde power in mijn benen gehad, iets wat echt key is tijdens zulke wedstrijden. Achteraf had ik meer vermogen op Alpe d’Huez willen trappen. Daar heb ik denk ik iets laten liggen. Al ligt instorten dan natuurlijk ook op de loer.”